Inleiding

Geschiedenis van Den Tip

Bron: Ferdinand van Hemmen

Museumboerderij den Tip is een voor de Betuwe kenmerkende T-boerderij met op de woerd het woongedeelte, waarop een fraai rieten wolfsdak prijkt. Onlangs nog werd het dak geheel vernieuwd. Er zijn maar weinig plattelandswoningen in de Overbetuwe, die zo oud zijn als Den Tip.

 

1700-1800

duik in het verleden

Meters hoog  boven de Merkenhorststraat, op een aloude woerd of terp, verheft zich de boerderij Den Tip. Het Is een voor de Betuwe kenmerkende T-boerderij, waarop een fraai rieten wolfsdak prijkt. Er zijn maar weinig plattelandswoningen in de door oorlogsgeweld en naoorlogse sloopwoede van talrijke waardevolle panden beroofde Overbetuwe die zo oud zijn als Den Tip.

Er woonden mensen voor wie het leven eeuwenlang een bittere strijd om het bestaan was. Ettelijke natuurrampen, dodelijke epidemische ziektes; honger en ander onheil wierpen donkere schaduwen over hun verblijf op de boerderij. Tot de grootste rampen die de boerderijbewoners troffen behoorden de overstromingen. Met name in 1740, 1769/70, 1784, 1799, 1809 en 1820 sloeg “de waterwolf” toe.

Het meest fataal moet de overstroming van 1809 zijn geweest toen de Waal zowel bij Oosterhout als bij het dicht bij Den Tip gelegen Loenen doorbrak. Watermassa’s, gigantische ijsschotsen en hevige stormwinden veroorzaakten grote schade aan de aloude hofstede. Het huis geraakte in onbewoonbare staat. Tot overmaat van ramp spoelde de gehele inboedel, meubels, kleding en beddengoed, weg.

De toenmalige bewoners, Jan van Geijn met zijn vrouw en zes kinderen, leden tijdens de watersnood zo veel gebrek, dat ze met brood, kleding en deksel moest worden bedeeld. De schade beliep naar schatting 900 gulden: bijna de helft van het bedrag, waarvoor Van Geijn in mei 1799 Den Tip - destijds een hofstede met put, bakoven, hof, boomgaardje en tabaksland - had gekocht.

1800-1900

kinderen

Gegevens over de bewoners van De Tip uit de 18e en 19e eeuw vertellen, dat vooral huismoeders een grimmig lot beschoren was, dat zij met stoïcijnse berusting droegen. Ze moesten hun talrijke kroost opvoeden, zorgen voor het vee en de huishouding en noeste arbeid verrichten op het land. En daarnaast om de haverklap, soms acht à negen keer, kinderen baren. Dat alles ging hen natuurlijk niet in de koude kleren zitten. Vooral als ze ook nog eens op middelbare leeftijd moesten bevallen. En dat in een tijd, waarin de medische wetenschap en de zorg voor hygiëne nog in de kinderschoenen stonden.

Geen wonder, dat sommige vrouwen al vroeg stierven of aan voedselschaarste of ziekte bezweken. De vrouw van eigenaar Arie Klazen bijvoorbeeld stierf in de herfst van 1846 op 43-jarige leeftijd. Dat was niet lang nadat er in de Overbetuwe door aardappelziekte een nijpend gebrek aan voedsel had geheerst. 

Vanzelfsprekend bestaat de geschiedenis van Den Tip en zijn bewoners niet alleen uit zwarte bladzijden. Economisch gezien moet het de bewoners zelfs lange tijd behoorlijk voor de wind zijn gegaan, met name dank zij de tabakscultuur, die waarschijnlijk tussen 1770 en 1799 op de boerderij werd ingevoerd.

Tabak werd vooral in de Franse tijd, toen door allerlei boycotacties van oorlogvoerende mogendheden de import van overzee stagneerde, een lucratief gewas. De Betuwse gronden waren bij uitstek geschikt voor de tabaksteelt. Een kleine lap van deze grond kon al zoveel tabak voortbrengen, dat een gezin er een boterham mee kon verdienen. Wel vereiste de tabaksteelt flinke bemesting, maar mest was waarschijnlijk ruimschoots voorhanden op Den Tip dankzij de aanwezigheid van een kleine veestapel. In 1847 bijvoorbeeld bestond deze uit drie melkkoeien, zeven kalveren, twee varkens en een paard.

tabak

De tabakscultuur vereiste verder onverpoosde zorg en arbeid. Werk, waarvoor door de kinderrijkdom van de eigenaars van Den Tip voldoende handen beschikbaar waren. Als de tabaksbladeren eenmaal waren geplukt, werden ze in het achterhuis van de hofstede boven de deel en de stallen te drogen gehangen. In 1847 waren in deze droogruimte 2500 tabaksspijlen aangebracht waaraan alles bijeen wel zo’n vijftigduizend tabaksbladeren konden worden geregen.

In het begin teelden de bewoners van Den Tip tabak bestemd voor snuif en pijpen. Later, in de eerste helft van de vorige eeuw, moeten ze zich hebben toegelegd op de verbouw van dekblad voor sigaren. De deftige sigaar was indertijd zo populair, dat de tabakscultuur een krachtige impuls kreeg. Decennia lang sponnen de bewoners van de boerderij - de gezinnen van Jan van Geijn, Arie Klazen en Gerrit Hendriks, hierbij goed garen. Er werd zelfs zo veel verdiend, dat een dienstmeid of knecht kon worden bekostigd. Gunstig voor de bewoners van Den Tip was ook, dat ze zichzelf van voedsel konden voorzien. Een deel van het land leverde groente, aardappelen en fruit op, terwijl melkvee en varkens zuivelproducten en vlees verschaften.

Aan het einde van de 19e eeuw viel het doek voor de tabaksteelt op Den Tip. Na 1880 ging de tabaksbouw in ons land door import van betere, goedkopere tabak uit Nederlands-Indië een kwijnend bestaan lijden. Uitwijken naar andere takken van landbouw was voor de toenmalige eigenaar van De Tip, Gerrit Hendriks, niet aanlokkelijk. Want ook de akkerbouw en veeteelt bevonden zich in het dieptepunt van een ongemeen scherpe crisis. 

Gerrit Hendriks besloot dan ook er de brui aan te geven en verkocht zijn bedrijf in december 1892 aan freule Fabricius van Heukelum; grondeigenares in Loenen. In-het jaar daarop reisde de oude tabaksplanter ondanks zijn 60-jarige leeftijd met twee zoons en een dochter naar het verre en veelbelovende Amerika. Er brak nu een nieuw tijdperk aan voor Den Tip. Voortaan bewoonden uitsluitend pachters de boerderij, voor wie landbouw geen hoofdmiddel van bestaan meer vormde. De laatste pachters, de Gerritsen, die ongeveer in 1911 op Den Tip kwamen, waren als veldarbeider in dienst van de bewoners van Huis Loenen. In 1963 verkocht baron van Boetzelaer de oude hofstede met annexe gronden aan de gemeente Valburg. Waar eens lange rijen volgroeide tabaksplanten op hoge akkertjes pronkten, staan nu moderne woningen. Twee verschijnselen, gescheiden door een gebeurtenisvol tijdvak waarvan Den Tip een illuster symbool vormt.